Om de dementerende M. een plezier te doen, ga ik regelmatig met hem mee naar mantrazingen. Afgelopen vrijdagavond bracht ik hem na afloop van de samenkomst terug naar de zorginstelling in de Amsterdamse Pijp, waar hij onder begeleiding woont. M.'s kamer rook naar urine, in de verder lege koelkast lag een ongebruikte stekkerdoos.
Ik zet thee en deel stroopwafels uit. M. bladert in zijn agenda en is totaal verbijsterd als hij op één van de bladzijden mijn naam ziet staan. Ik probeer hem uit te leggen dat dat op de afspraak van die avond slaat, maar de informatie komt niet binnen. Als blijkt dat de afspraak met vriendin K., genoteerd voor de dinsdag, pas vier dagen later zal zijn, verdwaalt M. volledig in de dagen van de week. Hij kijkt me radeloos aan: 'Ik ben wiskundig ingenieur! Ik heb heel moeilijke sommen opgelost. Hoe komt het dan dat ik deze dingen niet meer begrijp? Ik kan niet meer schrijven, ik kan geen klok meer lezen! Waar komt dat door?'
Tijdens een vorig bezoek was M. zich er terdege van bewust dat hij aan dementie lijdt. Hij verwarde het woord 'dementie' weliswaar met 'erectie' maar dat is in het licht van de eeuwigheid niet meer dan een ironisch detail. Dit keer weet M. niet wat hem mankeert. Ik heb geen idee of het verstandig is om hem uit de droom te helpen, en dus draaien we om de hete brij heen totdat hij het gesprek een andere wending geeft.
'We kunnen de situatie materialistisch benaderen, maar het gaat erom wat het spiritueel te betekenen heeft,' zegt M. wijsgerig. Hij staat op, stommelt naar het aanrecht en komt terug met een ingelijste foto van een kunstwerk in een museumzaal. Het kunstwerk bestaat uit een vuilcontainer die is volgestouwd met kapotte schilderijen. 'Weet je wat dat betekent?' vraagt M. retorisch. 'Ik hoef geen wiskundige vraagstukken meer op te lossen, en dus mag ik het loslaten.'
Ik slik mijn ontroering weg, maar M. is er nog niet. Uit de vensterbank vist hij een zwaar koperen beeldje van de godin Kali op. Kali is de vrouwelijke woesteling uit het hindoepantheon, maar staat in wezen voor de vernietiging van het ego, dat ons verhindert om op te gaan in het Ene. Ik neem het beeldje van M. over en zet het op de tafel, tussen de theemokken en de stroopwafels. 'Ik begrijp het,' zeg ik tegen M. 'Nu Kali zo met je bezig is, kunnen we haar maar beter in het zicht zetten.'
M. is blij dat hij zich heeft kunnen uiten, en ik ben blij dat ik zijn belangrijke inzicht mag ontvangen. Als ik door de zomerse nacht naar mijn eigen huis fiets, stroom ik over van dankbaarheid en verwondering.
Juni 2019