In Rotterdam zijn de rafelranden van de stad net wat rauwer dan in Amsterdam. Als ik naar buiten stap bij Vaishnovi - de beste puja winkel van NL en omstreken - komt er over het trottoir van de Middellandstraat een vrouw in een scootmobiel op me af rijden. Wanneer ze dichterbij komt, zie ik in een oogopslag dat ze er beroerd aan toe is. Over haar benen hangt een vuile zwarte lap van synthetisch pluche, uit haar bovenkaak steken twee bruinige stompjes die niets meer te maken hebben met het woord 'tand'. Haar ogen staan op radeloos.
De gedistantieerde vriendelijkheid die best-wel-handig is in het contact met daklozen, zwervers en andere outcasts zakt binnen een seconde uit me weg. Ik heb het onverklaarbare gevoel dat als iemand, ergens, een andere afslag had genomen, deze vrouw mijn vriendin zou zijn geweest.
"Mevrouw, mevrouw, mag ik u iets vragen?"
Het bedrag dat ze noemt is zo bescheiden dat ik haar het tienvoudige geef. Vervolgens barst ze uit in een jammerklacht. "Ik ben lelijk, ik heb geen waarde, ach mevrouw, ik heb helemaal geen waarde!" Tot mijn schrik blijft ze die woorden in verschillende toonaarden herhalen. Nee toch! Ik kan niet anders dan mijn vriendin-uit-een-parallel-universum voorhouden dat ze prachtig is, een kind van god dat net zoveel waard is als ieder ander. Ze moet zichzelf niet zo naar beneden trekken, ze moet juist omhoog, omhoog, want iedere ziel wil van nature omhoog! Of niet soms?
Holy shit. Ik hoor en zie mezelf praten. Dit slaat helemaal nergens op, Breure. Die vrouw zit er totaal doorheen. Mijn motivational talk landt inderdaad voor geen meter, maar wat wel aankomt bij de vrouw is het feit dat ik onbevangen, zij het wat onbeholpen, met haar in gesprek probeer te gaan. Dat overkomt haar niet elke dag en daarom wil ze me iets laten zien.
Uit een tasje komen twee foto's te voorschijn. Op de eerste staan twee beeldschone Hindoestaanse meiden van een jaar of twintig in strakke paarse glimjurkjes: een identieke tweeling. Op de andere foto zijn de tweelingzusjes opnieuw te zien, dit keer geflankeerd door twee knappe jongemannen. "Dat zijn mijn vier kinderen," zegt de vrouw. Ze kijkt naar de foto's alsof het voor de eerste keer is: "Ik kan niet geloven dat ik hen zelf gebaard heb."
Het tweelingprincipe heeft iets magisch. In de West-Afrikaanse cultuur van de Vodou staat de geboorte van een tweeling voor een sacrale en heilzame gebeurtenis die met rituelen is omgeven. Ook de moeder van een tweeling geniet maatschappelijk en spiritueel aanzien. Probeer dat maar eens uit te leggen in Nederland.
Onderweg naar het station passeer ik een blinde muur waarop een versregel van wijlen Jules Deelder is aangebracht: "De omgeving van de mens is de medemens." Ja, Jules, zo is het maar net. Maar helaas gaat die gedachte voor de ene mens meer op dan voor de andere. In de trein naar Amsterdam blijkt de tandeloze zwerfster in de scootmobiel, Mother of Twins, niet van mijn zijde te zijn geweken. Er is een parallel universum onder mijn warme winterjas gekropen.
Rotterdam, januari 2020